De meetpretentie van de NPV-J-3 is het in kaart brengen van de persoonlijkheidseigenschappen van een kind of jongere tussen de 9 en 16 jaar oud. Wij hebben geconcludeerd dat er andere middelen beschikbaar zijn, die beter bij kunnen dragen aan het vormen van een totaalbeeld van de individuele leerling met het oog op de overstap PO-VO.
Niet één maar meerdere meetmomenten
Een van de nadelen van de NVP-J-3 is dat de kwaliteit van de persoonlijkheidskenmerken van kinderen gebaseerd wordt op één meetmoment. Daarnaast brengen we liever het welbevinden en de kwaliteit van de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind in kaart, omdat dit meer informatie geeft dan persoonlijkheidskenmerken. Om meer zuivere uitspraken over het welbevinden van een kind of (kan weg) te kunnen doen, vinden wij het belangrijk om deze niet te baseren op één meetmoment, maar op meerdere meetmomenten in de loop der jaren. Ook is het zo dat kinderen de lijst invullen op basis van hoe zij zich op dat moment voelen. Als een kind pas anderhalf jaar later naar het VO gaat, is deze informatie niet meer representatief. De instrumenten die op dit moment in de scholen al worden ingezet of ingezet gaan worden voor het monitoren van de sociaal-emotionele ontwikkeling, hebben daarin de beste voorspellende waarde.
Het in kaart brengen van de cognitieve mogelijkheden van een kind met behulp van de NIO blijven we wel doen. Omdat bekend is dat intelligentie veel meer een vaststaand gegeven is, vinden we deze meting wel van meerwaarde om nader te bepalen wat er van een kind op cognitief gebied verwacht mag worden.
Bij het nabespreken van de NIO zouden wij in overlegvorm graag het LVS, de ontwikkelingslijn op sociaal-emotioneel gebied, de NIO en het beeld van de leerkracht(en) bij elkaar leggen om zo uitspraken te kunnen doen over een passende vervolguitstroom.